ENGLISH | NEDERLANDS

Over Eugène Dubois


Geboorte

Eugène Dubois werd geboren te Eijsden op 28 januari 1858 en stierf op zijn landgoed ‘De Bedelaer’ te Haelen op 16 december 1940. Zijn vader was apotheker en burgemeester van Eijsden. Tijdens zijn jeugd verzamelde Eugène Dubois planten, gesteenten en fossielen in de buurt van Eijsden, Rijckholt en Maastricht. Na zijn schoolopleiding te Roermond en een medicijnstudie te Amsterdam waarbij hij zich bekwaamde in de vergelijkende anatomie, richtte hij zich op de afkomst van de mens. Als scholier te Roermond was hij al gefascineerd geraakt door de evolutie van de mens.

Na zijn medicijnstudie wees hij een aantrekkelijke positie als anatomisch onderzoeker af en vertrok als legerarts naar het toenmalige Nederlands-Indië, met als doel het vinden van menselijke fossielen. In de buurt van Trinil op Java groef hij van 1891 tot 1892 een groot aantal zoogdierfossielen op. Daaronder bevonden zich ook een versteend dijbeen, een schedelkap en enkele kiezen van een onbekende primaat met de kenmerken van zowel een mens als een mensaap. Dubois noemde zijn vondst Pithecanthropus erectus, rechtopgaande aapmens.

Waarom ging Eugène Dubois naar Indië?

De Javamens

In wetenschappelijke kringen ontvlamde er een debat over de interpretatie van deze fossiele oermens. Bij het publiek raakte Dubois’ vondst bekend als ‘de Javamens’, ‘de ontbrekende schakel’ (tussen aap en mens) of kortweg ‘de aapmens’. Dubois’ fossielen worden bewaard in het natuurhistorisch museum Naturalis te Leiden. Tegenwoordig beschouwen de meeste paleo-antropologen Dubois’ oermens als een Aziatische vorm van Homo erectus, de oermenssoort die twee miljoen jaar geleden in Afrika is ontstaan en waarvan zo’n half miljoen jaar geleden de voorlopers van de huidige mens (Homo sapiens) en van de Neanderthalers zijn afgesplitst.

Wat maakte Eugène Dubois voor de wereldtentoonstelling in Parijs in 1900?

Paleoantropologie

Na de vondst van de Pithecanthropus werd Dubois benoemd tot hoogleraar in de kristallografie, mineralogie, geologie en paleontologie aan de Universiteit van Amsterdam. Behalve over de afstamming van de mens en over zijn cephalisatietheorie, verrichte Dubois onderzoek over de geologie van Nederland (klei van Tegelen, ontstaan van de Hondsrug, ontstaan van vennen, venen en zeeduinen), over de ontwikkeling van de klimaten in het geologisch verleden, over de drinkwatervoorziening, en meer.

Op zijn landgoed De Bedelaar te Haelen (niet ver van Venlo en Roermond) experimenteerde Dubois met de introductie van nieuwe plantensoorten, waaronder tropische soorten gelijkend op de soorten waarvan zaden en pollenkorrels worden aangetroffen in de twee miljoen jaar oude klei van Tegelen. Dubois was een lastig mens in de omgang, en naarmate hij ouder werd, traden zijn onaangename karaktereigenschappen sterker op de voorgrond. Daardoor raakte hij in een steeds groter isolement in de wetenschappelijke wereld.

Eugène Dubois stierf in 1940 en ligt begraven op de algemene begraafplaats van Venlo; zijn grafsteen is versierd met replica’s van de Pithecanthropus-fossielen. Zijn bijdrage aan de wetenschap en aan de beeldvorming over de mens verdient het om gememoreerd en geëerd te worden.

Asteroïde 206241 is naar hem vernoemd.
Over zijn leven verschenen twee biografieën:

  • Theunissen, B, 1985: Eugène Dubois en de aapmens van Java, Amsterdam, Rodopi
  • Shipman, P, 2001: The man who found the Missing Link. The extraordinary life of Eugène Dubois, New York, Simon & Schuster (vertaald in het Nederlands bij uitgeverij Vorroux