ENGLISH | NEDERLANDS

Nooit meer slapen, met Tijs Goldschmidt op woensdag 18 mei

Pieter van der Wielen gaat met Tijs Goldschmidt in gesprek: Nooit meer slapen, WOENSDAG 18 MEI, NPO 1 0.00-1.00

Goldschmidt-variaties

Bioloog en schrijver Tijs Goldschmidt komt vertellen over zijn nieuwe essaybundel Wolven op het ruiterpad.

Bioloog en schrijver Tijs Goldschmidt heeft altijd gehouden van lichtvoetigheid. Dat bewijst hij ook weer met zijn nieuwe bundeling essays, genaamd Wolven op het ruiterpad, die voor een groot deel eerder verschenen in NRC Handelsblad. Die lichtvoetige en speelse manier van schrijven keek hij als zeventienjarige af van Rudy Kousbroek.

Niet lang namelijk voordat Goldschmidt gedragsbiologie ging studeren aan de Universiteit van Leiden, las hij het eerste deel van Kousbroeks essaybundelserie Anathema. ‘Ik had voor het eerst het gevoel: aha, zo gaat denken dus’, zo schrijft Goldschmidt in het aan Kousbroek gewijde essay Een brein met voorwielaandrijving. ‘Door denken, dingen omdraaien, vragen stellen en kritiek formuleren, debatteren en vooral: tegenvoorbeelden verzinnen om erachter te komen of iets wel echt klopt.’

In 2021 bekleedde Tijs Goldschmidt de naar paleo-antropoloog Eugène Dubois vernoemde leerstoel aan de Universiteit Maastricht. Samen met zijn studenten profiteerde Goldschmidt dat jaar van nog ongepubliceerde brieven uit het Dubois-archief dat wordt beheerd door natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden. Bij uitgeverij Van Oorschot is op basis van die brieven recent het boek Rechtop, over denken, graven en schrijven van Eugène Dubois verschenen. Goldschmidts essay over Dubois daarin staat nu ook afgedrukt in het nieuwe Wolven op het ruiterpad.

Eugène Dubois (1858-1940), die samen met Jac P. Thijse oprichter was van Natuurmonumenten, leefde op het landgoed De Bedelaer bij Roermond. Dubois probeerde dat landgoed zo te herinrichten dat het ’t aanzien zou krijgen van een landschap van vóór de laatste IJstijd. Maar vooral bekend werd Dubois met zijn paleontologisch onderzoek op Java, waar hij in 1891, in een bocht van de Solorivier, het schedeldak, het linkerdijbeen en de kies van een oude mensensoort vond. Het zou hier gaan om de resten van een exemplaar van de ‘Pithecanthropus erectus’, een Javaanse variant van de homo erectus die tot 250.000 jaar geleden leefde. De drie vondsten zijn nu topstukken van Naturalis.

De lichtvoetigheid van Goldschmidt komt naar boven als hij al schrijvend bedenkt dat van het leven van de volkomen eigenzinnige Dubois een opera gemaakt zou kunnen worden. Ter illustratie verpopt zijn essay zich tot een libretto-schets. De toon ervan varieert van triomferend: ‘Dubois had als eerste resten gevonden van een mensensoort die ouder was dan sapiens (pauken)’, tot diepe teleurstelling: ‘Hij kwam met een doorbraak van jewelste: het fossiel bewijs voor een evolutionaire afstamming van de mens! Het wereldbeeld van creationisten (melancholieke strijkers) had moeten sidderen op zijn grondvesten, evolutionisten (blazers) hadden juichend moeten opspringen, maar dat gebeurde nauwelijks.’

Door Jurgen Tiekstra, VPRO